STICHTING
NAAM EN ZETEL ——————————————————————–
Artikel 1. ——————————————————————————–
1.1. De stichting draagt de naam: Stichting Charon Nederland. ————
1.2. Zij heeft haar zetel in Amersfoort. ——————————————-
1.3. Zij zal hierna ook worden aangeduid als ‘de stichting’. ——————-
DOEL, MIDDELEN OM HET DOEL TE BEREIKEN. ———————
Artikel 2. ——————————————————————————–
2.1. De stichting heeft ten doel: —————————————————
– het (doen) verlenen van hulp aan nabestaanden van —————— verdrinkingslachtoffers; —————————————————
– het (doen) trainen en het (doen) certificeren van sonargebruikers, – zulks in de meest brede zin van het woord. —————————–
2.2. De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door: —————–
– het (doen) aanbieden van praktische en theoretische opleidingen; —
– het (doen) geven van cursussen verband houdend met haar doel; —
– het (doen) geven en houden van lezingen, tentoonstellingen, ——- demonstraties en evenementen, verband houdend met haar doel; —
– het (doen) overgaan tot zoeken, zowel op eigen initiatief als op — verzoek van een familie of de overheid; ——————————–
– alle activiteiten te ondernemen die niet in tegenspraak zijn met het doel van de stichting, mede gelet op de daartoe geldende wetten. —
2.3. De stichting beoogt niet het maken van winst. —————————–
KAPITAAL. —————————————————————————-
Artikel 3. ——————————————————————————–
3.1. De geldmiddelen van de stichting bestaan uit: —————————–
a. baten voortgekomen uit de door de stichting ontplooide ———— activiteiten; ——————————————————————
b. subsidies; ——————————————————————–
c. donaties en giften; ———————————————————-
d. schenkingen, erfstellingen, legaten en lastbevoordelingen; ———-
e. revenuen van het vermogen; ———————————————-
f. alle overige bijdragen en inkomsten. ————————————
3.2. Erfstellingen kunnen door de stichting niet anders worden aanvaard — dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving, tenzij het bestuur —- unaniem anders beslist. ——————————————————–
3.3. De stichting houdt niet meer vermogen aan dan redelijkerwijs nodig – is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van haar doelstelling. ———————————————————–
3.4. Geen der bestuurders kan over het vermogen van de stichting ———- beschikken als ware het zijn eigen vermogen. ——————————
3.5. De stichting mag geen uitkeringen doen of beloning toekennen aan — een oprichter en/of bestuurder. Hieronder wordt mede begrepen het — toekennen van enig voordeel ten laste van de stichting, hetzij ———- rechtstreeks, hetzij middellijk, uit hoofde van aan de stichting ——— geleverde goederen of diensten. ———————————————-
Bestuursleden hebben wel recht op vergoeding van de door hen in —- uitoefening van hun functie gemaakte kosten en niet bovenmatige —- vacatiegelden. ——————————————————————-
BESTUUR ——————————————————————————-
Artikel 4. ——————————————————————————–
4.1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tenminste twee personen. ——
4.2. Het bestuur (met uitzondering van het eerste bestuur, waarvan de —– leden in functie worden benoemd) kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. —————————————
Ten hoogste twee van de voornoemde functies kunnen tegelijkertijd — door één bestuurslid worden uitgeoefend. ———————————-
4.3. Bestuursleden worden benoemd, ontslagen en geschorst door het —– bestuur. —————————————————————————
4.4. Bij het ontstaan van één (of meer) vacature(s) in het bestuur, zullen de overblijvende bestuursleden (of zal het enige overblijvende ———— bestuurslid) binnen twee maanden na het ontstaan van de vacature(s) – daarin voorzien door de benoeming van één (of meer) opvolger(s). —-
In geval van één (of meer) vacature(s) in het bestuur, vormen de —— overblijvende bestuursleden, of vormt het overblijvende bestuurslid, – een bevoegd bestuur. ———————————————————–
4.5. De bestuurders worden benoemd voor een door het bestuur vast te —- stellen aantal zittingsjaren. Zij treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster aftredend bestuurder is – onmiddellijk en onbeperkt herbenoembaar. De in een tussentijdse —–
vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster van aftreden de — plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. —————
4.6. Niet tot bestuurslid benoembaar zijn personen die in dienst zijn of ——- werkzaam zijn ten behoeve van de stichting. ———————————
4.7. De bestuurders mogen geen familieband hebben met een andere —— bestuurder. Onder familieband wordt verstaan bloed- of —————- aanverwantschap tot en met de vierde graad en de hoedanigheid van – echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel. —————-
Als een bestuurslid van de stichting tijdens zijn of haar —————– bestuurslidmaatschap een familieband als hiervoor bedoeld krijgt met een ander bestuurslid van de stichting, eindigt het ———————– bestuurslidmaatschap van die beide bestuursleden, tenzij zij in ——– onderling overleg bepalen dat – uiterlijk per de dag van de het ——— ontstaan van deze familieband – één van hen het ————————- bestuurslidmaatschap zal neerleggen en dit schriftelijk aan het ——– bestuur mededelen. ————————————————————-
BESTUURSVERGADERINGEN EN BESTUURSBESLUITEN ———–
Artikel 5. ———————————————————————————
5.1. De bestuursvergaderingen worden gehouden op een door het bestuur – te bepalen locatie. —————————————————————
5.2. Ieder kalenderjaar wordt ten minste één vergadering gehouden. ——–
5.3. Vergaderingen zullen voorts worden gehouden, wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien één van de andere bestuursleden daartoe – schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen ——- punten aan de voorzitter het verzoek richt.———————————-
Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft —— zodanig, dat de vergadering wordt gehouden binnen drie weken na het verzoek, is de verzoeker bevoegd zelf een vergadering bijeen te ——- roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten. ——————
5.4. De oproeping tot de vergadering geschiedt – behoudens het in 5.3. —- bepaalde- door de voorzitter, ten minste zeven dagen tevoren, de dag – van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, door — middel van oproepingsbrieven, welke worden toegezonden door —— gebruikmaking van reguliere post en/of langs veilige elektronische — weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht. ——————-
5.5. De oproepingsbrieven vermelden, behalve plaats en tijdstip van de — vergadering, de te behandelen onderwerpen. ——————————-
5.6. Het bestuur kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen — over alle aan de orde komende onderwerpen indien de meerderheid — van de in functie zijnde bestuursleden ter vergadering aanwezig of — vertegenwoordigd is. ———————————————————–
Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. ——-
Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven —– worden alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid — van de geldig uitgebrachte stemmen. —————————————-
5.7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; — bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan. —-
5.8. Aan vergaderingen kan worden deelgenomen en worden gestemd —- door middel van een elektronisch communicatiemiddel. Verbinding — door telefonisch of audio-visuele communicatie van alle leden, waar – ter wereld ze zich ook bevinden, wordt beschouwd als een ————- vergadering van het bestuur voor de duur van de verbinding, tenzij — een lid van het bestuur bezwaar maakt, en op voorwaarde dat alle —- leden bekend zijn met de te nemen besluiten. De notulen van de —— beraadslagingen, ondertekend door de voorzitter en de secretaris, —– vormen voldoende bewijs van de zaken behandeld en op de naleving van de vereiste formaliteiten. ————————————————-
5.9. Besluiten mogen, in plaats van in een vergadering, ook schriftelijk — worden genomen –waarmee wordt bedoeld elk door gebruikmaking – van reguliere post en/of langs veilige elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht – op voorwaarde dat alle leden — bekend zijn met de te nemen besluiten en geen van hen bezwaar —— maakt tegen de manier van besluitvorming. ——————————-
5.10. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden — door de secretaris of door één van de andere aanwezigen, door de —- voorzitter van de vergadering daartoe aangezocht. ————————
De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de — vergadering als voorzitter en secretaris hebben gefungeerd. ————-
5.11. Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een mede-bestuurslid — laten vertegenwoordigen onder overlegging van een schriftelijke, ter – beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, ———- volmacht. ————————————————————————-
Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één ander bestuurslid als —– gevolmachtigde optreden. —————————————————–
5.12. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle —- bestuursleden zich schriftelijk (waaronder begrepen per geëigend —– telecommunicatiemiddel), vóór het voorstel hebben verklaard. ———
Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ——– ingekomen antwoorden door de secretaris van het bestuur een relaas – opgemaakt, dat na mede-ondertekening door de voorzitter van het —- bestuur bij de notulen wordt gevoegd. —————————————
5.13. Alle stemmingen op de vergadering geschieden mondeling, tenzij een bestuurslid vóór de stemming een schriftelijke stemming verlangt. —-
Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes. —
5.14. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht. ——-
5.15. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een —– volgende vergadering uitgesteld. Deze zal niet eerder dan een week — na de vergadering, waarop de stemmen staakten, worden gehouden. — Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. —————————————————————–
5.16. Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. ———————————
Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voorzover — werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. ————-
Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de ———- voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe ———- stemming plaats, indien de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk ————- geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. —————-
Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de —— oorspronkelijke stemming. —————————————————-
BESTUURSBEVOEGDHEID ——————————————————
Artikel 6. ———————————————————————————
6.1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. ——————-
6.2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van —————– overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van —– registergoederen. —————————————————————-
6.3. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van —————– overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk —— medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. —————
VERTEGENWOORDIGING ——————————————————-
Artikel 7. ———————————————————————————
7.1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting, voorzover uit de wet niet – anders voortvloeit. ————————————————————–
7.2. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan twee —– gezamenlijk handelende bestuursleden. ————————————–
7.3. Indien er sprake is van een tegenstrijdig belang tussen een bestuurder en de stichting, blijft de betreffende bestuurder volledig bevoegd om – in het bestuur van de stichting deel te nemen aan de besluitvorming, – om de stichting met inachtneming van het overigens in deze statuten – bepaalde te vertegenwoordigen en om alle overige bestuurstaken te — vervullen. ————————————————————————
7.4. Het bestuur is bevoegd volmacht te verlenen aan één of meer ———- bestuursleden, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen – van die volmacht te vertegenwoordigen. ————————————
7.5. Het bestuur is gerechtigd een directeur en/of andere gesalarieerde —– medewerkers voor de stichting te benoemen. ——————————-
7.6. De directeur regelt de dagelijkse gang van zaken binnen de stichting, hij/zij bereidt het beleid voor en voert het uit. Het bestuur stelt het —- beleid vast. ———————————————————————-
7.7. De directeur is belast met het uitvoeren van de door het bestuur ——- genomen besluiten. ————————————————————-
7.8. De directeur kan naast het bestuur de stichting in en buiten rechte op – basis van een aan hem/haar te verlenen algemene volmacht, welke —- volmacht al dan niet beperkt is vertegenwoordigen. ———————–
7.9. De directeur heeft in de bestuursvergaderingen een raadgevende stem.
7.10. De directeur en/of andere gesalarieerde medewerkers kunnen tevens – door het bestuur worden ontslagen of geschorst. —————————
EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP ——————————————
Artikel 8. ———————————————————————————
8.1. Het bestuurslidmaatschap eindigt: ——————————————-
a. door overlijden; ————————————————————-
b. wanneer een bestuurslid het vrije beheer over zijn vermogen —— verliest; ———————————————————————–
c. door schriftelijke ontslagneming (bedanken); ————————–
d. door indiensttreding van de stichting; ———————————–
e. door ontslag hem verleend op grond van een besluit van het ——- bestuur, waarbij het betrokken bestuurslid geen stemrecht kan —- uitoefenen; ——————————————————————
f. door ontslag door de rechtbank in de gevallen als in de wet ——– bepaald. ———————————————————————-
8.2. Ingeval van een besluit tot schorsing dient het bestuur binnen drie —- maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag hetzij tot opheffing der schorsing. ——————————————————-
Bij gebreke daarvan vervalt de schorsing. ———————————-
8.3. Indien een bestuurslid op enig moment ten tijde van zijn ————— bestuurslidmaatschap wordt veroordeeld voor een misdrijf of ———- wanneer blijkt dat een bestuurslid ten tijde van of later dan vier jaar — voor de aanvang van zijn bestuurslidmaatschap veroordeeld is ——– geweest voor een misdijf wordt het bestuurslidmaatschap van het —- desbetreffend bestuurslid met onmiddelijke ingang beëindigd. ———
BOEKJAAR EN ADMINISTRATIE ———————————————-
Artikel 9. ———————————————————————————
9.1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. ————-
9.2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de —- eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze — een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, ———– bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. —————————————————————–
9.3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van — het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken en op papier vast te stellen. —————————————-
9.4. Het bestuur is verplicht de in 9.2 en 9.3 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren. ———
9.5. Het bestuur kan besluiten dat de boeken en de jaarstukken worden —- onderzocht door een door het bestuur aan te wijzen deskundige ——– voordat deze worden vastgesteld. ——————————————–
9.6 Het bestuur kan besluiten dat de secretaris een verslag zal opmaken — over de gang van zaken in de stichting en over het door het bestuur — gevoerde beleid in het verstreken boekjaar. ——————————–
Als het bestuur dit besluit heeft genomen is het bepaalde in 9.3 van — overeenkomstige toepassing. ————————————————
REGLEMENT ————————————————————————–
Artikel 10. ——————————————————————————-
10.1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die ——- onderwerpen worden geregeld, die naar het oordeel van het bestuur — (nadere) regeling behoeven. —————————————————
10.2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn. ——
10.3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement te wijzigen of op te heffen. —————————————————————————-
10.4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement is het — bepaalde in artikel 12.1. van toepassing. ————————————
COMMISSIES ————————————————————————-
Artikel 11. ——————————————————————————-
11. Ter voorbereiding, ondersteuning of uitwerking van de activiteiten — van de stichting, kan het bestuur commissies instellen, waarin ——— natuurlijke personen en rechtspersonen zitting kunnen hebben. De —- werkzaamheden van de commissie worden uitgeoefend onder ——— verantwoordelijkheid van het bestuur en door het bestuur geregeld. —-
STATUTENWIJZIGING ————————————————————
Artikel 12. ——————————————————————————-
12.1. Het bestuur is bevoegd te besluiten de statuten te wijzigen. ————–
Het besluit daartoe moet worden genomen met ten minste twee/derde van de stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden ——— aanwezig of vertegenwoordigd zijn. —————————————–
Blijkt ter vergadering het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig te zijn, dan wordt niet eerder dan één week en niet later dan vier —— weken na de bewuste vergadering een nieuwe vergadering ————- bijeengeroepen waarin het besluit genomen kan worden met ten ——- minste twee/derde meerderheid. ———————————————-
12.2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Ieder bestuurslid afzonderlijk is bevoegd de desbetreffende — akte te doen verlijden. ———————————————————-
12.3. De bestuursleden zijn verplicht een authentiek afschrift van de ——– wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen bij het ————— handelsregister. ——————————————————————
ONTBINDING EN VEREFFENING ———————————————-
Artikel 13. ——————————————————————————-
13.1 Het bestuur is bevoegd te besluiten de stichting te ontbinden. ———–
Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 12.1. van — toepassing. ———————————————————————–
13.2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voorzover dit tot — vereffening van haar vermogen nodig is. ————————————
13.3 De vereffening geschiedt door de bestuursleden. ————————–
13.4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten —- zoveel mogelijk van kracht. —————————————————
13.5. Hetgeen na voldoening van de schuldeisers van het vermogen van de ontbonden stichting resteert, komt bij vereffening toe aan een door de vereffenaar(s) aan te wijzen (andere) Algemeen Nut Beogende ——– Instelling (ANBI) met een gelijksoortige doelstelling als de ———— onderhavige stichting, of van een buitenlandse instelling die ———– uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft. ————————————————
13.6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende de door de — wet bepaalde termijn berusten onder de door het bestuur aan te wijzen perso(o)n(en).——————————————————————–
13.7. Op de ontbinding en de vereffening van de stichting is het bepaalde in de wet van toepassing. ———————————————————
13.8. De vereffenaars dragen zorg voor inschrijving van de ontbinding van de stichting ten kantore van het handelsregister gehouden door de —- Kamer van Koophandel waar de stichting is ingeschreven. ————–
FUSIE, SPLITSING EN OMZETTING —————————————–
Artikel 14. ——————————————————————————-
14. Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van Titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in 12.1 zoveel ——– mogelijk van overeenkomstige toepassing, onverminderd de eisen van de wet. —————————————————————————
RAAD VAN ADVIES —————————————————————–
Artikel 15. ——————————————————————————-
15. Het bestuur kan een raad van advies instellen. —————————–
De wijze van benoeming van de leden van de raad van advies alsmede zijn taken en werkwijze kunnen nader worden vastgelegd in het ——- huishoudelijk reglement. ——————————————————-
OVERGANGSBEPALINGEN ——————————————————
Artikel 16. ——————————————————————————-
16.1. De eerste bestuursleden worden bij de akte van oprichting benoemd. —
16.2. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op een en dertig december tweeduizend zestien.————————————————————
SLOTBEPALING ———————————————————————
Artikel 17. ——————————————————————————-
17.1. In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, – beslist het bestuur. ————————————————————–
17.2. Het bestuur regelt alle aangelegenheden die bij deze statuten niet of — niet voldoende zijn geregeld. ————————————————–
Deze regelingen mogen niet in strijd zijn met de wet of deze statuten. –
17.3. In deze statuten wordt met schriftelijk bedoeld elk door —————– gebruikmaking van reguliere post en/of langs veilige elektronische — weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht. ——————
Tenslotte verklaarden de verschenen personen dat, in afwijking van het —— hiervoor bepaalde in artikel vier voor de eerste maal als bestuurders zullen — worden benoemd: ———————————————————————–
a. de heer Sebastiaan Altena voornoemd, als voorzitter; ———————–
b. de heer Guido Steijaert voornoemd, als penningmeester. ——————-
ALGEMENE VOORWAARDEN/BEPERKING AANSPRAKELIJKHEID–
Op de door de notaris te verlenen diensten zijn de door de notaris ————- gehanteerde Algemene voorwaarden, waarin een beperking van ————— aansprakelijkheid is opgenomen, van toepassing. Een afdruk van deze ——– algemene voorwaarden is door de notaris aan partijen overhandigd. ————
SLOT AKTE —————————————————————————–
WAARVAN AKTE in minuut is verleden te Dronten op de datum in het —- hoofd van deze akte vermeld. ———————————————————
De verschenen personen zijn mij, notaris, bekend. De zakelijke inhoud van — de akte is aan hen opgegeven en toegelicht. De verschenen personen hebben verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig —– voor het verlijden een conceptakte te hebben ontvangen, van de inhoud van – de akte te hebben kennis genomen, daar mee in te stemmen en te zijn ——— gewezen op de gevolgen, die voor partijen uit de akte voortvloeien. ———–
Vervolgens is deze akte onmiddellijk na beperkte voorlezing door de ——— verschenen personen en mij, notaris, ondertekend.———————————
Ondertekend door de verschenen personen en de notaris ————————-